Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Gideon zeide tot hen: [33]Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen. 33. Uit deze woorden en onder, vs.29, blijkt klaarlijk dat degenen, die in dit boek richters genoemd worden, geen koningen, landsheren, of ook ordinaire richters des volks geweest zijn, maar bijzonderlijk geroepen tot verlossing, berscherming, hulp en dienst van Israel, behoudens de vrijheid en de orde van hun republiek. Zie boven, hfdst.2 vs.16.